Brussel verbrak een bedenkelijk Belgisch record: 541 dagen zonder regering. Eén factor keert daarbij altijd terug: de PS weigert de Bijzonder Brusselwet te respecteren en erkent de Vlaamse meerderheid met N-VA niet, uit onwil om hervormingen door te voeren. Een veto dat geen grondwettelijke basis heeft, maar wel het hele Hoofdstedelijk Gewest blokkeert. Toch wijzen sommigen niet naar de verantwoordelijke, maar naar het systeem. Dat zou op de schop moeten om uit de impasse te geraken.

Allereerst, de crisis in Brussel is geen institutionele crisis maar een politieke keuze. De PS kiest ervoor om niet met de N-VA aan tafel te gaan zitten en zet daarmee de meest fundamentele evenwichten van dit land op het spel. Dat is geen fout van het systeem, maar minachting voor de spelregels. Je verandert de regels niet omdat sommigen ze aan hun laars lappen. Om dezelfde reden wijzig je de strafwet ook niet omdat criminelen die negeren.

Intussen dienen er zich allerlei ‘oplossingen’ aan. Een kleine greep:

Laat de partijvoorzitters het oplossen

Sinds 1989 slaagde het Gewest er steevast in om als eerste een regering te vormen. Maar snel werk impliceert geen kwaliteitslabel. De onderhandelingen gebeurden vaak op een drafje en de vorige legislatuur bleek dat er zelfs helemaal geen begroting is onderhandeld. Had men toen de moed gehad om de begroting structureel op orde te brengen, dan zouden we vandaag niet in deze situatie zitten.

Ik ga er volmondig mee akkoord dat we van deze impasse collectief wakker moeten liggen, dus ook de partijvoorzitters. Vandaag zijn er bovendien ook al heel wat van hen aan zet in Brussel. De enige voorzitter die we niet horen is Paul Magnette (PS). Als hij werkelijk nog iets te zeggen heeft, is dit het moment om zijn Brusselse afdeling tot rede te brengen.

Plaats Brussel onder curatele

Ook die ballon wordt af en toe opgelaten. Als Vlaams nationalist én Brusselaar ben ik de eerste om regionale autonomie te verdedigen. Maar autonomie gaat samen met verantwoordelijkheid, en die ontbreekt in Brussel pijnlijk vaak.

Curatele komt alleen in beeld wanneer een regio zélf vastloopt en bij de federale deur moet aankloppen omdat ze haar rol niet langer kan dragen. In zo’n situatie is het vanzelfsprekend dat de steun niet onvoorwaardelijk wordt verleend, maar gepaard gaat met hervormingen, zoals het IMF dat voorwaarden koppelt aan een noodkrediet. Want als de PS het gaspedaal blijft indrukken richting de muur, moeten ze niet verbaasd zijn wanneer iemand uiteindelijk de sleutels afpakt.

De nieuwste oude oplossing: tweetalige lijsten

Het wordt voorgesteld alsof het de grote doorbraak is. In werkelijkheid is dit gewoon oude wijn in nieuwe zakken. Tweetalige lijsten zijn geen oplossing. Het komt er eenvoudigweg op neer dat de Franstalige partijen dan bepalen wie ‘de Nederlandstaligen’ mogen zijn. Daar kregen we eerder dit jaar al een voorsmaakje van.

Toen Vooruit weigerde in een extreemlinkse Brusselse coalitie te stappen, was de reactie van de PS niet inhoudelijk, maar disciplinair: geen gezamenlijke lijsten voor de gemeentelijke verkiezingen meer, geen samenwerking meer. Wie niet in de pas loopt, wordt door partijleider Laaouej aan de kant gezet. Dat dat een ‘gelijkwaardige samenwerking’ zou opleveren, is een illusie.

Eén ding gemeen

Opvallend is dat al die voorstellen één ding gemeen hebben: ze zouden allemaal overbodig zijn als de PS eenvoudigweg de spelregels volgde. Het systeem kraakt niet. Het wordt gewoon niet gebruikt zoals het bedoeld is. Zoals een deur die perfect opengaat, behalve wanneer iemand aan de verkeerde kant blijft duwen.

Nochtans, Ahmed Laaouej dacht er ooit anders over: ‘Maar ik herinner er wel meteen aan dat de Franstaligen ook niet aan de Vlamingen in Brussel zeggen hoe ze een coalitie moeten samenstellen’, zei hij in 2019 in De Morgen. Het is dus niet de wet die weigert te werken. Het is één partij die hem weigert toe te passen.